Informatie algemeen
Inleiding
In de bowlingsport zullen baancondities altijd onderwerp van gesprek
zijn en blijven.
De conditie van de baan heeft invloed op het rolpatroon van de bal
en daarmee dus invloed op de score. De mate van deze invloed op
zowel hoge als lage scores kan echter van situatie tot situatie
sterk verschillen. Bowlers zijn geneigd om hun behaalde score in
relatie te brengen met de ondervonden baanconditie. De baansituatie
en reaktiebeeld die wordt waargenomen, kan door iedereen anders
worden ervaren. Die ervaring kan variëren per bal, per worp, per
baan of per bowler. Menselijk gedrag is ons niet vreemd en derhalve
worden nog weleens slechte resultaten gewijt aan slechte
baancondities, terwijl goede resultaten het gevolg zijn van eigen
kunnen. De technische ontwikkelingen in de bowlingsport hebben
geleid tot een verhoogde discussie over baancondities. De
verschillen tussen goed en slecht lijken groter te worden. De
extremen zijn verder uit elkaar komen te liggen dan een aantal jaren
geleden. Wat is nu goed en wat is niet meer acceptabel ? De
integriteit van het spel komt meer en meer in het gedrang. Komen
deze verschillen voort uit andere verschillen in de bowlingsport?
Lopen we achter de feiten aan? Wordt er door de bowlers en
ondernemers (te) weinig aandacht besteedt aan het bowlingproduct?
Ontwikkeling
Ook de verschillen tussen de nederlandse situatie en
de ons omringende landen lijken te zijn toegenomen. Wordt overal
dezelfde reglementen gehanteerd omtrent baancondities of zijn ze te
verschillend ? Hoe dan ook, de problematiek rond baancondities
blijft bestaan zolang bowlers geen gelijke tred kunnen houden met de
aanhoudende evolutie en ontwikkeling van de game en het materiaal.
De problematiek rondom baancondities is complex van aard doordat er
vele en verschillende factoren hun invloed op uitoefenen. De
technische factoren zijn inherent aan de bowlingsport, maar hebben
problematische vormen aangenomen, door oa de snelle ontwikkelingen
op het gebied van synthetic lanes, pins, olie en bowlingballen.
In de afgelopen jaren hebben de
bowlingballen de hoekpotentie vergroot, waardoor:
beginnende bowlers al snel met een hoek kunnen gooien, zonder de daarbij behorende kennis te hebben opgedaan van jarenlange training;
gevorderde bowlers met meer hoek kunnen gooien, zonder de daarbij behorende kennis te hebben opgedaan van jarenlange training;
topbowlers met nog meer hoek kunnen gooien;
baanverschillen meer - soms tot in het extreme - uitvergroot worden;
de eisen waaraan een goede baanconditie moet voldoen, drastisch is veranderd en nog steeds verandert;
het kennisgebrek over baancondities meer aan de oppervlakte komt en een cruciale rol heeft opgeëist bij het bespelen ervan;
de verschillen tussen het bowlingsport- en bowlingrecreatie-product groter zijn geworden;
de verschillen tussen "goede" en "slechte" centra groter zijn geworden;
de verschillen in resultaten tussen wedstrijden/centra groter zijn geworden;
de gemiddelden en scores flink zijn gestegen sinds de laatste tien jaar.
Een (grote) groep ondernemers, onderhoudspersoneel en bowlers, die de bijbehorende kennistoename en kennisontwikkeling niet meer kunnen of willen bijhouden. Temeer daar een aantal factoren van deze ontwikkelingen onvoldoende bekend zijn of waren. Het kennisgat tussen verschillende partijen, maakt constructieve discussies over baancondities moeilijker en in sommige gevallen onmogelijk. Gesprekpartners in deze menen gelijk te hebben, maar kunnen soms de grond van hun gelijk niet bewijzen of beargumenteren. Vaak wordt met emotie op resultaten van een baanconditie gereageerd, zonder dat daar degelijke argumentatie aan ten grondslag ligt. Niettemin heeft de problematiek de laatste jaren ongewenst grote proporties aangenomen. Door de ontwikkeling van de diverse speelmaterialen en hun onderlinge relatie, wordt het snel duidelijk dat de problematiek een complex karakter heeft en daarom geen voor de hand liggende oplossing kent. We proberen het in een samenvatting in ieder geval zo kernachtig mogelijk weer te geven.
Technische problemen
Het is gebleken dat de meetmethode om baancondities te controleren
niet meer 100% betrouwbaar is, waardoor controle op baancondities
noodgedwongen uit de reglementering is geschrapt. Door dit
controlevacué is ook het autonomisme van "superviserende bond" op de
tocht komen te staan. De minimale en maximale eisen waaraan een
baanconditie vroeger moest voldoen, zijn van de (bowling)baan. Het
heeft de verhoudingen betreft het maken van afspraken over
reglementering er niet makkelijker opgemaakt. De NBF is niet (meer)
in de positie om bowlingcentra en wedstrijdorganisaties normeringen
op te leggen op het gebied van baancondities. Het enige wat de NBF
in zake nog doet is het keuren van de ondergrond waarbij controle
wordt uitgevoerd op alle dimensies van het materiaal en installatie,
de baaninspectie keuringen.
Zonder twijfel kan vastgesteld worden dat de technische
ontwikkelingen in de bowlingsport de laatste 30 jaar grotendeels
zijn geïnitieerd door de ontwikkeling van bowlingballen. Door te
experimenteren met nieuwe chemische samenstellingen zoals reactive,
proactive, epoxy of particles (toevoegingen in de schil van glas,
keramiek of steen) van het baloppervlak en/of nieuwe fysische
constructies van het balinterieur (multiple weightblocs), hebben de
ingenieurs van de ballenfabrikanten de diverse mazen in de
reglementen weten te vinden. Sommige ontdekkingen zijn zelfs pas na
massaal gebruik van deze ballen aan het licht gekomen. In het kort
komen deze ontdekkingen op het volgende neer:
1. het baloppervlak krijgt een (steeds) hogere wrijvingscoëfficiënt;
2. het baloppervlak kan snel en veel baanolie absorberen;
3. de balconstructie kan er voor zorgen dat de bal over meerdere
sporen (trackflare)rolt.
Al deze vernieuwingen zijn uit het oogpunt van de fabrikant er op gericht om de scores van de bowlers te verhogen en daarmee de verkoop van de bowlingballen te stimuleren. Iedere bowler wil graag hoger scoren en als het aanschaffen van een nieuwe bal daarbij helpt, schroomt men uiteraard niet om dit te doen. Voor de sporttechnische ontwikkeling van de gemiddelde bowler en de top- en wedstrijdbowlers is het van grootste belang, dat de ontwikkelingen op het gebied van balmateriaal nauwgezet gevolgd worden om niet achterop te geraken. Het kunnen trainen en spelen met dit materiaal is dan ook essentieel voor de laatste groep. In het kielzog daarvan volgen de subtoppers en de massa, die ook deze "betere" ballen gaan kopen. Daar zij dan niet altijd hoger gaan scoren, wordt er door sommigen met een beschuldigende vinger naar de baancondities gewezen. Een baanconditie die misschien niet helemaal synchroon loopt met het balmateriaal wat wekelijks of per maand op de bowlingmarkt verschijnt. Het kan dus zo zijn dat de nietsvermoedende en welwillende verzorgers van de baancondities niet op de hoogte zijn met de ontwikkelingen en niet weten wat er speelt. De baanconditie voldoet niet aan de eisen die de fabrikant gelabeld heeft aan de bal met als gevolg dat de "high qualified bowlingball" minder presteert. Echter, op het moment dat de baancondities overeenstemming vertonen met de voorgestelde condities van de fabrikant, betekent dit voor veel bezitters dat 75% van hun materiaal minder presteert onder de nieuwste (fabrieks)condities. Het gevolg daarvan is een gang naar de proshop om achterstand op de concurrentie te voorkomen. Het gebruik van de nieuwste generatie bowlingballen heeft er echter ook voor gezorgd dat de eisen en voorwaarden voor een goede speelconditie drastisch zijn gewijzigd. Elke nieuwe ontwikkeling zal dus gevolgen hebben voor elk ander onderdeel in de bowlingschijf van Dalkin (bal, ondergrond, olie en pins).
Hoekpotentieel
Het technische probleem rondom baancondities schuilt dan ook
voornamelijk in de enorm snelle ontwikkeling op het gebied van
bowlingballen. De constructie en materialen van deze ballen hebben
er voor gezorgd dat deze generatie ballen anders reageren op de baan
en er daardoor hoger gescoord kan worden. De grootste verandering
die deze reactie teweeg bracht, is de zogenaamde "hoekpotentie" van
de bowlingbal. Waar toppers voorheen een hoek van vier tot tien
boards konden creëren op een bepaalde conditie, kan de bal
tegenwoordig wel 40 tot 50 boards overbruggen. Deze andere reactie
zorgt echter ook voor andere eisen omtrent baancondities en dus
vaardigheden, kennis en materialen van ondernemers,
onderhoudspersoneel en baanverzorgers, maar ook van de vaardigheden
en kennis van de bowlers. Waar het voorheen op deze gebieden niet zo
nauw erop aankwam om een bevredigend resultaat te verkrijgen, wordt
"redelijk tot goed" nu ineens als "redelijk tot slecht" ervaren.
Immers een afwijking van 10% in bijvoorbeeld de nauwkeurigheid van
de bowler, waarbij de bal een hoek van vier boards vertoonde,
resulteerde vroeger in een "iets dunnere of dikkere" pocketbal.
Eenzelfde afwijking met een hoekpotentieel van 40 boards, betekent
dus tegenwoordig dat de pocket of zelfs de Headpin totaal gemist kan
worden. Het verschil tussen de gemiddelde huisleague conditie en die
voor topwedstrijden was tot 10 jaar geleden niet zo groot. Het
vergde slechts een geringe inspanning om met dezelfde apparatuur en
producten, dagelijkse condities aan te passen tot condities voor een
select gezelschap. Tegenwoordig is dit verschil zo groot geworden,
dat dit niet meer zo eenvoudig opgelost kan worden of zelfs
onmogelijk is zonder moderne apparaten en producten. Wat dat betreft
hebben de ontwikkelingen op ballengebied er voor gezorgd dat de
ontwikkeling van betere baanoppervlakken, ballreturn apparatuur,
oliemachines en olieproducten op gang is gekomen.
Baanoppervlak
Een voorbeeld hiervan is de kwaliteit van het baanoppervlak, die de
laatste jaren sterk veranderd en verbeterd is. Met name de laatste
jaren is bekend geworden welke zaken van invloed zijn en vooral wat
de gevolgen waren voor het balgedrag op de baan. Zo is gebleken dat
de structuur van het baanoppervlak direct van invloed is op de mate
van wrijving tussen bal en baan. Zoveel zelfs dat dit soms niet meer
met baanolie valt te compenseren. In een voorbeeld kan dit
vergeleken worden met de grip van autobanden op het wegdek. Als er
een centimeter regen valt op een gesloten asfaltlaag, verliest de
auto grip (wrijving) doordat het water tussen de band en wegdek
"opgesloten" zit. Valt dezelfde hoeveelheid regen op een open
asfaltlaag (ZOAB), dan kan het water tussen de band en het wegdek
wegvloeien in de vele "putjes", waardoor de band contact houdt met
het wegdek en dus grip blijft houden. Voor het wegverkeer een
gunstige situatie, maar voor een bowlingbal echter niet. Op een
gesloten bowlingbaanoppervlak zoals kunststof zal de olie dus niet
wegvloeien via putjes of naden zoals bij houten
bowlingbaanoppervlakken waar die kans veel groter aanwezig is.
Uiteraard heeft het slijtageproces al vanaf het prille begin van de
bowlingsport een rol gespeeld. De nieuwste generatie bowlingballen
vormen daar geen uitzondering op. Deze hebben een dermate hoge
wrijvingscoëfficiënt, dat ze niet alleen extra gevoelig zijn voor
slijtage van het baanoppervlak, maar waarschijnlijk deze slijtage
ook bevorderen.
Onderhoud
Daarnaast is natuurlijk het dagelijks onderhoud,
schoonmaken en oliën van de banen, van erg groot belang om deze
slijtage te voorkomen. Dit vraagt kennis, aandacht, gebruik van
kwaliteitsproducten, regelmaat en consequent handelen. Slijtage aan
het baanoppervlak is lastig vast te stellen, omdat het bijna (zeker
in het begin) op een microscopisch niveau plaatvindt. In de praktijk
is wel met het blote oog vast te stellen dat de mate van slijtage in
het midden van de baan groter is dan aan de zijkanten. Een logisch
gevolg van de bespeling van de bowlingbanen. Door dit verschil in
oppervlaktestructuur in de breedte van de baan ondervindt de bal
meer wrijving in het midden dan aan de zijkanten. Zelfs met een
beduidend grotere hoeveelheid baanolie op dit middengedeelte, valt
dit wrijvingsverschil soms niet op te heffen. Het gevolg hiervan kan
zijn dat de bespelers gaan klagen over een verkeerd oliepatroon,
omdat het lijkt of er in het midden minder olie ligt en aan de
zijkanten teveel! Wat ook een rol speelt, is de "footprint"
(contactpunt met de baan) van een bowlingbal. De nieuwe generatie
bowlingballen (agressief schilmateriaal gemixed met particles) zorgt
voor dermate hoge wrijvingstemperaturen dat de landingsplaats genoeg
baanolie moet bevatten om beschadigingen en slijtage aan het
baanoppervlak te voorkomen. De "front area" dient voldoende olie te
bevatten om de geschatte lineage (bespeling van de baan per uur) van
een wedstrijd te kunnen doorstaan. Indien de "front area" te weinig
baanolie bevat, kan het na verloop van tijd gebeuren, dat de "footprint"
voor "burners" (brandvlekken) kan zorgen. Ter bescherming van zijn
investering is het dus aan te raden voor eigenaren dat de eerste
tien feet van de bowlingbaan goed voorzien blijft van een olielaag
die de constante impact van "footprints" doorstaat. De opbouw van
een oliepatroon is de eerste tien feet niet alleen belangrijk voor
de eigenaar (bescherming van z'n investering) maar ook voor de
bowler, want de reactie van de bowlingbal tijdens en na de "footprint"
bepaalt ook in hoge mate het vervolg van het gedrag van de bal op de
rest van de baan. Echter, vaak wordt dit niet waargenomen, aangezien
de meeste bowlers de bal pas zien wanneer deze het "kijkpunt" (door
de bowler uitgekozen aanspeelpunt) passeert!
Herstellen
In geval van houten banen kan het slijpen (afschuren van baanlak en
hechtlaag) en opnieuw lakken van de banen de structuur van het
baanoppervlak herstellen. Sommige soorten lak zoals UV(ultraviolet)
en Glow-in-the-Dark lijken echter minder geschikt voor het creëren
van goede baancondities, juist ivm die wrijvingscoëfficiënt.
Bovendien is de verwerking van deze laksoorten ingewikkelder en
dient dit nauwkeuriger te gebeuren dan met vroegere (makkelijk
verwerkbare) laksoorten als nitrocelluoselak die je zelfs met een
blokkwast kon aanbrengen. Een onjuiste of gehaaste verwerking kan
direct weer grote problemen veroorzaken voor toekomstige
baancondities. Bij oudere kunststofbanen kan de slijtage alleen
verholpen worden door het versleten baansegment te vervangen.
Meestal is dat het paneel waar de foutlijn, locators en arrows in
verwerkt zijn. Het slijtageprobleem is een fenomeen wat pas de
laatste jaren meer opspeelt en er slechts kennis bekend is uit
praktijkervaringen. Wetenschappelijke kennis en meetmethoden zijn
(nog) niet voorhanden.
Topografie
Met de topografie van de bowlingbaan worden de helling en de
depressies (holling/bolling) van de baan in de breedte bedoeld. Deze
worden tijdens de baaninspecties steekproefsgewijs gemeten. Het
maximale toegestane verschil in helling tussen de beide buitenste
boards is 40-duizendste van een inch (± 1mm). Hoewel ook hiervoor
geldt, dat er geen wetenschappelijke onderzoek bekend is over de
mate van invloed op balgedrag van de bowlingbal, geven
praktijkervaringen aan dat dit wel degelijk het geval kan zijn.
Metingen in de VS tijdens een PBA-toernooi, hebben een mogelijke
verklaring opgeleverd van waarneembaar afwijkende balreacties tussen
de linker- en rechter bowlingbaan van een banenpaar door verschillen
in helling. Iedere autobestuurder weet dat een bocht die schuin
omhoog helt naar de buitenkant, met een hogere snelheid te nemen is,
dan een bocht die vlak is of zelfs naar buiten afloopt. De auto
wordt in het eerste geval meer tegen het wegdek aangedrukt en de
banden hebben dus meer grip. In het tweede geval verliezen de banden
hun grip en zal de snelheid verminderd moeten worden om niet uit de
bocht te vliegen. Het gevolg is dat in het eerste geval de bal
eerder en/of meer zal gaan hoeken, terwijl in de andere situatie
later en/of minder zal hoeken. Voor wat betreft de helling van de
baan in de lengte daarvan, zijn er geen specificaties, meetmomenten
of meetmethoden gereglementeerd. Tijdens de installatie (bouw) van
de banen wordt getracht de banen van foutlijn tot pindeck zo vlak
mogelijk neer te leggen. In de praktijk zijn echter wel gevallen
bekend van afwijkingen daarop. Door "schuurfouten" bij houten banen
of bij het afstellen van overgangen bij kunststof baansegmenten,
kunnen kleine "golvingen" ontstaan in het baanoppervlak. Het behoeft
weinig fantasie om te veronderstellen dat een bal hierdoor ook druk-
en wrijvingsverschillen ondervindt, maar ook z'n grip met de
ondergrond kan verliezen!
Lengte-overgang vs breedte-overgang
De breedte van houten bowlingbanen wordt gevormd door
39 boards die tegen elkaar gespijkerd zijn. Dat betekent dat er dus
38 overgangen/naden kunnen zijn, gezien in de lengte van een
bowlingbaan. Als een bal bijvoorbeeld een hoekpotentie heeft van 10
boards betekent dit dat het negen overgangen/naden kan tegenkomen.
Bij kunststofbanen worden de baanpanelen in de lengte tegen elkaar
aan gelegd. Waar ze op elkaar aansluiten, komt een naad te zitten.
Deze naad-overgang is zo gelegd dat de bal van paneel naar paneel
kan rollen/glijden zonder dat deze er tegen aanstoot. Immers, een
bal die een paneelovergang passeert waarbij de bal opwipt op op het
volgende paneel verder te gaan, is in feite een onderbreking van de
totale balloop. Deze overgangen liggen dus ten opzichte van elkaar
een stukje verdiept. Het verschil is maximaal een 15-duizendste van
een inch. Per baan zijn vier overgangen, dus een bal zal onderweg
vier keer even de baan niet raken en dus geen grip hebben! Het is
aannemelijk te veronderstellen dat de tegenwoordige ballen met hun
hogere wrijvingscoëfficiënt en grotere dynamische instabiliteit,
gevoeliger zullen zijn voor dit soort afwijkingen in vergelijking
met vroegere of oudere baltypen. Bowlingbanen worden vastgezet met
schroeven aan de onderbouw. Het aantrekken of lostrillen daarvan
veroorzaakt depressies in zowel de breedte als in de lengte van een
bowlingbaan of baansegment. Deze depressies zijn hollingen of
bollingen op of rond een schroefpunt en zorgen voor een golvend
effect wanneer men over de baan kijkt. Ook deze depressies mogen
maximaal een 40-duizendste van een inch zijn. Volgens John Davis (PBA
baanconditie specialist) is de hoeveelheid invloed die de bal
ondervindt van de depressie van de baan, vier keer groter dan de
invloed die de bal ondervindt van de helling van de baan.
Score in relatie tot andere onderdelen
Omdat de hele discussie omtrent baancondities niet
alleen handelt om hoe de bal loopt of hoe de banen zijn geoliëd,
kijken we naar meer onderdelen. Zij kunnen in directe relatie staan
tot de hoogte van de score en dienen meegenomen te worden in de
discussie. In dit onderdeel nemen we pins, pinsetting en pindecks
wat nader onder de loep. Iedere bowler weet uit ervaring dat
bijvoorbeeld nieuwe pins anders reageren en vallen dan oudere pins.
Pins die kunnen "stuiteren" leggen meer afstand over het pindeck af.
Hierdoor neemt de kans op het raken van andere pins toe en daarmee
ook de kans op een hogere score. Elke ruimte tussen materialen (van
pins) onderling en in de materialen zelf, zorgt voor een verminderde
mate van terugkaatsing (bounce). Als pins ouder worden raakt het
hout onder de kunststof coating ingedeukt (impactarea met de bal) en/of
versplinterd, waardoor er ruimte ontstaat waar lucht tussenkomt.
Deze ruimte gaat als een soort luchtkussen fungeren, die de klappen
opvangt en dempt, waardoor minder kaatsing optreedt. Datzelfde geldt
voor materialen waartegen een pin kan weerkaatsen zoals pindecks,
round- en flatgutters, kickbacks, pincurtain, de pit (waar de ballen
en pins invallen) en de pinsetter zelf. Van de laatste drie
onderdelen is het niet de bedoeling dat pins hiervan terugkaatsen op
het pindeck. Toch gebeurt dat weleens. Door gebruik van dempende
materialen wordt dit zoveel mogelijk voorkomen. De kwaliteit en
installatie van pindeck, kickbacks en goten zijn wel van groot
belang voor de totale "pinactie". De afmetingen en afstanden van
deze onderdelen zijn gereglementeerd en worden bij baaninspecties
gecontroleerd. Wat betreft de kwaliteit van de gebruikte materialen
en de staat waarin zij verkeren zijn er echter geen bepalingen
opgesteld. Het kan dus zijn dat door holle ruimten onder het pindeck
en tussen kickbacks, door loszittende kickbackplaten,
pindeck-toplagen of goten, door versleten laklagen, gaten in het
hout de pins afgeremd en/of gedempt kunnen worden in hun "pinactie".
Tijdens de inspecties worden gebreken en bevindingen van deze aard
als opmerking en advies in het rapport gezet. Wat de ondernemers er
mee doen is aan hen.
Bescherming
Het is van het grootste belang, dat de banen goed worden
onderhouden. Dat betekent dat ze regelmatig schoongemaakt dienen te
worden en tegelijkertijd van een nieuw (film)laagje lane conditioner
(baanolie) worden voorzien. De baanolie wordt aangebracht om drie
redenen, welke in volgorde van belangrijkheid zijn:
Bescherming van de bovenlaag van de baan (hout of kunststof)
Het creëren van een goed rolpatroon voor de bowlingbal
Het creëren van pinfall (hoge scores)
Het spreekt voor zich dat optimale bescherming van de banen tevens
optimale bescherming van de investering inhoudt. Bovendien zijn
optimale condities een voorwaarde voor optimale sportprestaties. Dit
geldt voor alle bowlingsporters, maar uiteraard in hoge mate voor de
top- en wedstrijdsporter. Ondernemers kunnen bij de NBF een
individuele advisering en begeleiding aanvragen, hoe de voorwaarden
voor een goede baanconditie geoptimaliseerd kunnen worden. Vanaf
1992 heeft de NBF ook een aantal workshops Baanonderhoud gegeven om
de kennis op dit gebied te bevorderen en uit te breiden. In deze
scholing werden ook de aangepaste reglementen omtrent baancondities
uitgelegd en toepasbaar gemaakt.
Benamingen & definitie
Praten we over hetzelfde als we baanconditie, oliepatroon of
speelconditie zeggen ?
Eigenlijk een juiste benaming voor datgene wat ermee bedoeld wordt,
heeft het begrip "baanconditie" in de dagelijkse omgang een
verkeerde uitleg meegekregen. Vaak bedoelt men met "baanconditie" de
mate van en verschillen door wrijvingscoëfficiënt mee aan te geven,
terwijl men denkt en zegt het over de verdeling en de hoeveelheid
olie of patroonlengte van de olie op de baan te hebben. We spreken
van baancondities als er een verandering is opgetreden in het
ontworpen oliepatroon. Zodra het oliepatroon is neergelegd door de
oliemachine is er sprake van een "aanvangende" speelconditie. Zolang
er een patroon in het bespelen van de conditie is te herkennen, wil
men zich nog wel bedienen van de term "speelconditie". Wanneer het
patroon instort of de speelcondities en reactiebeelden
"onherkenbaar" worden, wordt de term "baanconditie" gebezigd. Een
oliepatroon is in feite het eerste stadium. Men bedenkt iets, zet
het op papier of digitaliseert het. Zolang het niet "daadwerkelijk"
op een bowlingbaan ligt, spreken we van een oliepatroon. De eenmaal
neergelegde maar nog niet bespeelde conditie van de bowlingbaan kan
omschreven worden met het begrip "speelconditie". De speelcondities
geeft aan wat een bowlingbal uiteindelijk op de baan gaat doen, hoe
de bal reageert. De bowler krijgt een reaktiebeeld te zien en doet
waarnemingen. Op basis daarvan ervaart hij/zij de reactie van de bal
als een resultante van alle factoren die van invloed zijn op deze
reactie. (Als een bowler het heeft over het oliepatroon, wordt vaak
de speelconditie of baanconditie bedoelt) Het oliepatroon is slechts
één van de factoren die de speelconditie bepalen, maar kan wel vaak
van doorslaggevende betekenis zijn. De andere factoren met invloed
(behalve de bowler) op de totale configuratie zijn de bowlingbal
zelf, de kwaliteit en afstemming van de driehoek (de pins), de
structuur en de topografie van het baanoppervlak, maar ook de
klimatologische omstandigheden in een bowlingcentrum, zoals
temperatuur, vochtigheidsgraad, staticiteit en luchtstromingen.
Problematiek met oliesoorten
Heel vroeger werden de banen niet geolied. Een likje verf was
meestal voldoende. Naarmate de ontwikkelingen in de sport vorderden,
werd het behoud en onderhoud van banen steeds belangrijker. Vanaf
het moment dat men lane conditioner ging gebruiken ter bescherming
van het banenhout, zijn er "problemen" mee geweest. Olie is bedoeld
als smeermiddel/buffer tussen bal en baan om zo de (hoge)
wrijvingskrachten (waarbij (veel) warmte vrij komt) te temperen en
over een groot oppervlak te geleiden. Juist omdat olie het kenmerk
heeft "traag
vloeibaar"
te zijn, is het uitstekend geschikt voor deze functie. Deze perfecte
eigenschap bezit echter ook een paar "nadelen". De olie blijft
namelijk niet op z'n plek liggen, wanneer men er een object
overheen/doorheen speelt. Olie kan op verschillende manieren zich
verplaatsen op een bowlingbaan of zelfs verdwijnen.
De mogelijkheden op een rijtje:
1. door verdamping;
2. door het wegzakken in naden en spleten;
3. door beschadigingen in het baanoppervlak;
4. doordat het aan de bowlingbal blijft kleven;
5. door het schoonmaken van het gebruikte speelmateriaal;
6. door verschillen in elektrostatische lading;
7. door de lucht(stroming)**;
8. door zwaartekracht
9. door temperatuur
10. doordat olie, opgenomen door bowlingballen, ook (gedeeltelijk) getransfereerd wordt;
11. doordat de bowlingbal steeds olie voor zich uitduwt en/of opzij drukt;
Het verschijnsel van verdwijnende olie in het
oorspronkelijk geoliede gedeelte van de baan, wordt "breakdown"
genoemd en vindt door de punten 1 t/m 7 plaats. Met deze term geven
bowlers aan dat bepaalde gedeelten van de baan "opdrogen", waardoor
de bowlingbal daar minder glijdt/eerder gaat rollen en zij
genoodzaakt zijn om aanpassingen te maken. Deze breakdown vond
vroeger meestal plaats na meerdere games en gebeurde heel
geleidelijk op de meest bespeelde lijn. Aanpassen door de gespeelde
lijn te verplaatsen of een ander balmateriaal te gebruiken, was
daardoor een logisch gevolg van en voor de meeste bowlers te
overzien. In sommige situaties was (en is) deze breakdown zelfs een
voordeel, omdat de drogere lijn de bal kan sturen en dus meer marge
voor fouten mogelijk maakte. De verdwijnende olie komt ergens anders
terecht (op de verdamping na). Naast dat olie op de bowlingbal
blijft zitten, komt ook de gehele balroute vanaf pindeck door de pinsetter machine tot ballreturn in aanraking met baanolie die op de
bal zit. Regelmatig onderhoud aan deze onderdelen is onlosmakelijk
verbonden aan het (dagelijks) onderhoudsschema van de banen!
** Uit een test gedaan door Kegel Company bleek dat olie migreert
naar andere banen(paren) !
Voor de "speelconditie" is echter het verschijnsel van verplaatste
olie (migreren) op het baangedeelte dat oorspronkelijk schoon was,
van het grootste belang vanwege het feit dat de bal daar juist veel
grip en wrijving dient te hebben om te kunnen hoeken. Dit
verschijnsel wordt "carrydown" genoemd en vindt plaats door de
punten 8 t/m 11. Ook voor carrydown geldt dat dit vroeger
geleidelijker en logischer plaatsvond dan tegenwoordig. Op de meest
bespeelde lijnen duwde de bowlingbal iets olie voor zich uit en gaf
dat (net na einde oliepatroon of "olielijn") af aan het droge
baangedeelte, evenals de olie die zich op het balspoor bevond. Zo
vond er geleidelijk een lichte "uitrekking" van het oorspronkelijke
oliepatroon plaats, waar bowlers zich dan ook geleidelijk op konden
aanpassen door bvb hun lijn iets te verleggen. Ook de carrydown was
(en is) in sommige situaties gunstig vanwege het sturende effect op
de bowlingbal. Met de ontwikkeling van de materialen en
ontwerp(r)evolutie van de nieuwste bowlingballen werden de
migratieomstandigheden tussen de configuratie baan-bal-olie danig
veranderd. Met name de opnamecapaciteit van olie door bowlingballen
ging met sprongen omhoog. Niet alleen doordat het balmateriaal
poreuzer en absorberender werd, maar ook doordat inwendige
gewichtsconstructies zorgden dat de bal over meerdere sporen (trackflare)
gaat lopen.
Hierdoor komt bij elke omwenteling van de bal een nieuw en vers stuk
van het poreuze en absorberende materiaal in contact met de
baanolie, waardoor deze nog sneller als voorheen werd opgenomen en
verplaatst. Veel meer breakdown en migratie van olie is het gevolg!
Daarnaast zorgt de hoge wrijvingscoëfficiënt van deze ballen ervoor
dat de statische lading, die ontstaat door bal-baancontact, met
factor 10 word verhoogd. Door dit effect kan het gebeuren, dat de
statische lading van de baan zodanig word opgebouwd, dat bij een
bepaald verzadigingspunt de baan zo "opgeladen" wordt, dat de olie
hierdoor gaat "zweven" en de carrydown vrij plotseling zich kan
verspreiden over een groter gebied en in sommige gevallen het gehele
"droge" baangedeelte. Door deze snelle en plotselinge verandering
(soms van de ene op de andere worp) worden bowlers op het verkeerde
been gezet. Wat net nog een betrouwbaar reaktiebeeld leek, is ineens
binnen een paar worpen veranderd in een lastig te bespelen en
verradelijke lijn. Als veranderingen geleidelijk waar te nemen zijn
en logisch optreden als gevolg van bepaald gebruik van materiaal of
als herkenbaar reactiebeeld worden ervaren, valt daar vaak wel op
aan te passen. Maar bij dit soort fenomenen kan men zich voorstellen
dat bowlers van de ene in de andere verbazing vallen, wat dan al
gauw kan leiden tot onbegrip en frustratie. Vooral in de eerste
jaren na introductie van bepaalde ontwikkelingen, was er nagenoeg
niets bekend over oorzaken en gevolg. Bij de bowlers niet, bij
baanverzorgers/monteurs/ondernemers niet en zelfs bij sommige
suppliers niet!
Zowel de onderhoudsindustrie als bowlers als ondernemers liepen en
lopen nog steeds achter de feiten aan en het (kennis)gat tussen
"snelle en langzame lopers" wordt groter en groter. Discussies
hierover verzanden meer en meer in het uiten van frustraties, dan
dat zij gebaseerd zijn op feiten. Beide partijen betrekken hun
stellingen, maar weten niet of nauwelijks dit goed te duiden dan
slechts via hun balreacties. Het heeft de sociale problematiek
rondom baancondities alleen maar verstevigd.
Hoewel de regels betreffende de controle in mei 1999 uit het NBF
reglement zijn gehaald, worden de regels betreffende de verdeling
nog steeds gehandhaafd. De reglementering rondom oliepatronen
bestaat uit drie elementen. De lengte gemeten in feet, de opbouw
gemeten in units en de hoeveelheid gemeten in microliters. Een
eenheid baanolie (of unit) wordt gedefinieerd als een meting van de
dikte van een oliefilmlaag van 0,0167 kubieke centimeter per
vierkante foot of 929,0304 vierkante centimeter van het
baanoppervlak, zoals gemeten door de ABC/WIBC lane conditioner
meetapparatuur.
Bij het neerleggen van oliepatronen op synthetische
banen dient men een aantal elementen in de gaten te houden. Net
zoals bij approaches is een kunststof baandeel vlak en glad, zodat
baanolie moeilijker wordt vastgehouden dan bij houten banen, waarbij
de oppervlakte ruw genoeg is om de onderste olielaag vast te houden.
Om dit probleem te ondervangen bracht men met de groei van het
aantal kunststofbanen baanolie op de markt met een grotere
oppervlaktespanning dan oliesoorten voor houten banen. Deze baanolie
werd inderdaad niet zo snel meegenomen door de bal, maar had wel een
bij-effect. Doordat de olie steviger aan de oppervlakte "geplakt"
zat, ondervond de bal meer weerstand. Dat resulteerde in
snelheidsvermindering richting de pocket. Ballen kwamen ineens
"dood" binnen. Ondanks dat er dus genoeg olie op de banen lag, was
het reactiebeeld vertekenend en leek het alsof de baan "droog gespeeld"
was. Dit probeerde men te voorkomen door minder olie te gebruiken
maar dat bracht geen resultaat. Een ander bijeffect van de nieuwe
oliesoorten voor kunststofbanen was dat de dichtvloeiingssnelheid
veel lager lag dan bij oliesoorten voor houten banen. Het duurde dus
langer voordat een balspoor weer dichtgevloeid was. Na enkele
frames/games kwam hetzelfde reaktiebeeld naar voren.. droge banen!!
Blom-proces
In tegenstelling tot vroeger toen bowlingbanen een reactiebeeld
vertoonden wat de hele wedstrijd nagenoeg hetzelfde bleef, hebben we
heden ten dage met een andere vorm van oliemigratie te maken. Op een
standaard huispatroon waar drie games op gespeeld wordt, kan zoiets
soms niet meer overeind blijven. Het reactiebeeld verschilt
tegenwoordig enorm en kan tussen de eerste en laatste game aardige
verschillen geven. Het BLOM-proces is daarom meer dan ooit het
bestuderen waard. Bij een vers oliepatroon kun je in de
beginsituatie spreken van een geolied gedeelte en een niet-geolied
gedeelte. Afhankelijk van het materiaal en gebruikte techniek kan de
X factor overal zijn binnen het baangedeelte. Daarnaast vindt
tegelijkertijd olietransfers plaats zowel in de lengte als in de
breedte van de baan. De olie wordt in de breedte opzij geduwd en de
lengte, afhankelijk van de balactie, verplaatst naar andere
oliezones en het NG-gedeelte. De hoeveelheid olie is weer
afhankelijk van de opname en afgifte door de bal. De praktijk leert
dat een NG-gedeelte soms na 5 frames na de start al
reactieverschillen vertoont. Op zich normaal en soms is het patroon
dusdanig opgebouwd dat het reactiebeeld, ook over langere tijd,
hetzelfde blijft. Maar vaak verandert dat beeld soms zo rigoureus
dat spelers zich genoodzaakt voelen hierin een noodzakelijke
aanpassing te doen, omdat voorgenomen configuratie (werptechniek,
bal- en lijnkeuze) niet meer het rendement opleveren als in de
beginsituatie. Het volgen van het BLOM-proces is daarom voor de
spelers die de vinger aan de pols willen houden, een cruciaal
instrument (lees: signaal). Het waarnemen en kunnen lezen van de
balbewegingen en de verschillen in verandering opmerken is dan ook
een kunst die men moet beheersen om de handelingssnelheid die
behoort bij een topspeler in stand te houden.
Lanecodec
Het ontdekken van de juiste lanecodec is daarom van evident belang.
Om even terug te keren naar het NG-gedeelte; naarmate deze verder
volloopt met oliesporen, dient men nauwkeurig de balreactie in de
gaten te houden. Niet alleen moet men de reactie van het NG-gedeelte
in de gaten houden, ook het geoliede gedeelte zal in de loop van de
wedstrijd heftiger gaan reageren op balplaatsingen (footprints).
Tevens kan de X-factor zich verplaatsen naar een gebied wat verder
of juist dichterbij komt te liggen. Verder dient men de drive van de
bal goed in de gaten te houden. In de beginfase zal de bal weinig
moeite hebben om lang en scherp (door) te hoeken. Naarmate de break
volloopt, kan dit proces langzaam maar zeker steeds milder gaan
ogen. Het is dus zaak hier tijdig op in te spelen.